Heeft u ook een "wist je dat", deel het met anderen! Deel hier uw verhaal, mail de activiteitencommissie via de contactpagina.
Wie was Eduard Emtinck?
Eduard Emtinck, overleden in 1690, is de kleinzoon van Eduart Emtinck (1569-1645), een protestantse assuradeur en koopman uit de Zuidelijke Nederlanden die na de val van Antwerpen in 1585 naar het noorden was gevlucht. Over deze grootvader straks meer. 'Onze' Eduard Emtinck speelt een rol in het Gooi aan het einde van de 17de eeuw. Aan het begin van de 17e eeuw werd het laatste deel van het oerbos in het Gooi gekapt. Een woest heidelandschap ontstaat. Er worden plannen gemaakt tot ontginning van het gebied, maar de uitvoering is te kostbaar. Aan het einde van de eeuw, in 1683, vindt de eerste herbebossing plaats door de toenmalige eigenaar, Eduard Emtinck, met de aanplant van een eikenbos ten behoeve van de houtproductie. Het bos werd Emtincksbos genoemd, later werd dat het Loosdrechtse Bos. Dit is nu het gebied waar vliegveld Hilversum en Zonnestraal gevestigd zijn. Aan het einde van de 18de eeuw werd het bos geheel gekapt en in 1800 werd er opnieuw een bos aangeplant voor houtproductie. De eerste bewoning ontstaat rond 1802 met de bouw van een ‘bouwmanswoning’. In Loosdrecht is ook de Emtinckhof gevestigd, een voormalig verzorgingstehuis waar tegenwoordig 55 plussers zelfstandig kunnen wonen. Grappig detail is dat het complex is gevestigd aan de Eikenlaan, dit terwijl Emtinck een eikenbos aanplantte. Eduart Emtinck, de grootvader van onze 'Gooise' Emtinck speelt een rol in Amsterdam. In 1615 kocht hij 'een huijs ende erve (...), streckende van de voorburchwal tot aen de achterburchwal (...)'. Dit pand is gevestigd aan de Oudezijds Voorburgwal nummer 57 te Amsterdam. Hij liet het na de aanschaf door Hendrick de Keyser verbouwen, er werd een nieuwe gevel geplaatst die momenteel het beste voorbeeld is van een trapgevel uit de barokke Amsterdamse renaissance. Het grachtenpand draagt de naam 'De Gecroonde Raep' en is een rijksmonument. Emtinck bewoonde het pand met zijn twee zusters. Het huis “De Gecroonde Raep’’ is een van de weinige woonhuizen van Hendrick de Keyser dat behouden is gebleven. Het bovenste deel van de gevel bevindt zich nog in vrijwel originele staat. In 1946 werd het huis verworven door de Vereniging Hendrick de Keyser. Van oorsprong is het een middeleeuws huis waarvan het houtskelet nog ten dele bewaard is gebleven. Het hout van de muurstijlen op de verdieping dateert volgens onderzoek uit 1497.
Volgens het testament van Emtinck kwam het pand rond 1660 in handen van de Diaconie der Gereformeerde Kerk. Tot in de 19de eeuw werd het huis verhuurd ten gunste van de armenzorg. In de eerste helft van de 20ste eeuw was in het pand een sigarenfabriek gevestigd.
Dit wapen staat - zonder kleuren - op de grafsteen van Eduard Emtinck den Ouden (de opa van onze 'Gooise' Eduard Emtinck) in de Zuiderkerk te Amsterdam, op de grafsteen van Paulus Emtinck in de Nieuwe Kerk (1672-1727), en met kleuren op de wapenkaart van het Hoogheemraadschap van den Zeeburg en Diemerdijk (Paulus Emtinck (1672-1727), hoogheemraad).
Vrouwen in het Romeinse tijdperk al gezicht crème gebruikten?
De crème diende ervoor om het gelaat een bleke uitstraling te geven. Vrouwen uit het Romeinse tijdperk gebruikten een bijzondere gezicht crème om hun gelaat een bleke, voor die tijd aantrekkelijke uitstraling te geven, zo blijkt uit de analyse van een potje crème van ruim 1800 jaar oud. Het Romeinse potje werd vorig jaar gevonden en is door wetenschappers van de universiteit Bristol onderzocht. De resultaten zijn in het nieuwste nummer van het wetenschappelijke tijdschrift Nature gepubliceerd.
Uitzonderlijke vondst De unieke vondst werd medio 2003 gedaan op een archeologische vindplaats in Londen waar vroeger een belangrijk Romeins tempelcomplex stond. Op de bodem van een greppel aan de rand van het terrein, troffen de gravende wetenschappers een waterdichte kist aan waarin het potje zich bevond. “Een zeer belangrijke ontdekking die we totaal niet hadden verwacht”, zo verwoordde Francis Grew, curator van het Museum of London de vondst destijds. “Ook de kwaliteit van de vondsten is hoog. Dat geldt niet alleen voor de fraai afgewerkte kist die in uitstekende staat is gevonden en nog altijd waterdicht is, maar ook voor het cosmetische potje in de kist, dat wereldwijde belangstelling zal trekken.” Zover bekend is dit de enige vondst van een Romeinse crème die in zo’n goede staat verkeert.
Dierenvet Het potje werd vorig jaar voor het eerst geopend door conservator Liz Barham van het museum. Zij verwoordde de lucht die uit het potje kwam als ‘zwavelachtige ‘kaasachtig’. Destijds konden de ontdekkers alleen maar gissen waar de substantie voor diende. Door middel van een chemische analyse hebben wetenschappers van de universiteit de precieze samenstelling van de witte substantie kunnen achterhalen. De crème bestaat voor 40 procent uit dierenvet (vermoedelijk van schapen of runderen), voor veertig procent uit stijfsel en voor de rest uit tin-oxide. Het laatste ingrediënt zorgde voor de witte kleur. Na uitsluitsel van suggesties dat het misschien om tandpasta, stelpsel crème of rituele crème ging, bleef alleen een cosmetische crème als meest logische verklaring over. Volgens de onderzoekers laat het goedje een gladde, poederachtige laag achter wanneer de crème op de huid wordt aangebracht. Dat de substantie met de vingers werd beroerd, blijkt wel uit de vingerafdrukken van de laatste gebruiker die op het potje zijn aangetroffen. Uit historische bronnen is bekend dat de vrouwen uit de hogere Romeinse klasse veel tijd spendeerden aan hun make-up.
Kwaliteit Opvallend is de hoge kwaliteit van de cosmetische crème, die nauwelijks onder doet voor de crèmes van vandaag de dag. “Deze crème maakt duidelijk dat de Romeinen op intelligente wijze gebruik maakten van materialen uit de natuur. Deze oeroude techniek verschilt niet zo gek veel van de cosmetische technieken die vandaag de dag worden gebruikt,” aldus Richard Evershed, chemisch analist aan de universiteit van Bristol.